Van Moshi naar Same – Lichtgevende blubberbenen
Woensdag 27 augustus. Tanzania.
Ik heb erg moeten wennen aan Afrika.
Alles is hier anders.
Iedereen is anders.
Iedereen is zwart en ik ben de blanke vreemde eend in de bijt.
Toch is het hier aangenaam.
De mensen zijn arm, maar tevreden. Iedereen kent ellende, maar hoe erg die ellende ook mag zijn, klagen doet niemand. Klagen doen ze hier nooit. Ze kennen geen stress en ze hebben nooit haast. Ze vragen zich weinig af, maar hebben altijd een antwoord. Ze denken wel na, maar niet over morgen. Ze zijn praktisch. Ze zijn aardig. Ze zijn mooi. Ze zijn echt. Ze staan midden in het leven. Ze zíjn het leven.
De mensen hier leven en het land bruist. Het hele continent bruist. Altijd, aan alle kanten en op alle mogelijke manieren.
Heel langzaam, maar steeds zekerder ben ik me op mijn gemak gaan voelen op dit ongelofelijke continent en inmiddels voelt het hier als thuis.
Inmiddels voel ik me hier thuis.
Ik bén hier thuis en als geluk zou bestaan, dan zou ik nu gelukkig zijn.
Lichtgevende blubberbenen
Maar net nu ik me zo lekker thuis aan het voelen ben, zijn ze er plotseling weer. Als spoken uit een boze droom over een ver verleden duiken ze steeds vaker op.
Het is onwerkelijk dat ze er zijn.
Ze passen hier niet.
Ze horen hier niet.
Ga weg!
Maandenlang ben ik verstoken gebleven van mijn blanke soortgenoten, maar nu zie ik ze opeens weer overal. Want hier is het safarigebied.
Met toenemende walging en lede ogen kijk ik naar die gekke autootjes waarin ze met z’n achten op elkaar zitten gepropt.
Zichtbaar verveeld staren ze uit het raam. Hun grote camera’s rusten op hun dikke buiken, tot hun gids ze de auto uit stuurt om ze een foto te laten nemen van dat bontgekleurde vogeltje met die kromme snavel. Als lamgeslagen makke schapen gehoorzamen ze gedwee en schieten ze voor de zoveelste keer hetzelfde kiekje. En zullen ze zelf niet in de gaten hebben hoe potsierlijk die bijna lichtgevende blubberbenen uit die malle kakikleurige korte broeken steken?
Het plukken van de dag
Ze denken dat ze voor een paar weken vanuit de echte wereld in een pretpark zijn beland. Een pretpark dat speciaal voor hun plezier uit de grond is gestampt.
Ze vinden dat ze de dag plukken door een godsvermogen te betalen om vanuit hun luxe safarilodges wilde dieren te bekijken, maar ze snappen niet dat hard genoeg roepen dat je met de dag leeft nog niet betekent dat je die dag ook echt aan het plukken bent.
Ze snappen niet dat alles wat ze doen invloed heeft op de bijzondere plek waar ze te gast zijn. Dat ze hier stukje bij beetje alles veranderen. Dat ze alles aan het verpesten zijn.
Ik wil dat ze deze mooie mensen en dit mooie continent met rust laten.
Niet alles wat mooi is hoeft stuk.
Toch weet ik ook wel dat ze er niets aan kunnen doen. Zoals iemand zich de borstvoeding van zijn moeder niet kan herinneren, zo is de blanke man vergeten hoe de echte wereld eruitziet. Zoals een pestkop zich niet in volle omvang realiseert wat de gevolgen zijn voor zijn slachtoffer, zo beseft de blanke man niet wat hij dit continent heeft aangedaan. En nog steeds aandoet. Ze kunnen er niets aan doen dat ze niet meer weten hoe alles hoort te zijn.
De echte wereld
Ze weten niet meer hoe alles hoort te zijn en daarom zien ze het ook niet. Ze zien niet dat juist dit de echte wereld is en hun eigen wereld de fantasiewereld, het failliete pretpark waar niemand meer naartoe wil. Ze hebben niet door dat hun eigen wereld een Matrixachtige kunstmatige wereld is geworden, waarin de mensen alleen maar dénken dat ze vrij zijn om te doen en laten wat ze willen.
Want hoe echt kan een wereld zijn waarin de melk niet meer uit koeien, maar uit pakken komt, waarin druiven zonder pitten normaal zijn geworden en waarin je vlees zonder botten kunt kopen, zodat je nooit meer hoeft te zien dat het beest dat je gaat eten ooit ook een echt dier is geweest?
Ze zien het niet, ze snappen het niet, ze weten het niet en ze willen het niet weten. En misschien is het ook maar beter als niemand het ze ooit vertelt.
‘Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen’ heeft een invloedrijk man een paar duizend jaar geleden eens gezegd. Ik herhaal hier Zijn woorden. Want ze bedoelen het niet slecht.
Tanzania
Maar begrijpen doe ik het natuurlijk wel. Dat ze massaal naar Tanzania komen.
Tanzania is namelijk geweldig en fietsen door dit land is een feest.
Mijn lunchpauzes neem ik in Masaidorpjes, waar de lieve bewoners in hun beeldschone rode gewaden een even grote attractie voor mij zijn als ik voor hen. Het weer is geweldig en het landschap hangt van hoogtepunten aan elkaar. Palmbomen, bananenbomen, groene glooiende heuvels, blauwe zeeën, wilde dieren en exotische vogels. Allemaal ligt het hier voor het oprapen.
En laat ik de Kilimanjaro niet vergeten, die indrukwekkende imposante kolos, die pardoes in het weidse landschap neergekwakt lijkt te zijn en die me de laatste dagen overal waar ik ga met haar besneeuwde top lijkt te volgen.
Jaloezie
Het is volkomen logisch dat al die mensen naar Tanzania komen. En tot op zekere hoogte is het maar goed ook, dat ze naar Afrika blijven komen.
Ik mag dan wel vinden dat ze de boel komen verpesten, en dat doen ze ook wel, maar de Afrikanen kunnen inmiddels niet meer zonder ze. De Afrikanen zijn afhankelijk van ze geworden en zonder het geld dat ze komen brengen, zullen grote delen van dit geweldige continent ten dode opgeschreven zijn.
En ik mag dan wel van mening zijn dat ze zich ongegeneerd gedragen, en dat doen ze ook wel, door te doen alsof het hele land van hen is en door zonder te vragen foto’s te nemen van zwarte vrouwen die een teil vol wasgoed op hun hoofd dragen, maar deels wordt mijn mening ook vertroebeld door een andere emotie.
Voor een deel, ik hoop een klein deel, is dat wat ik voel ook afgunst.
Foto’s van vrouwen met teilen
Deze mensen zijn weliswaar soms zo onbeschaamd dat het asociaal wordt, en dat is uiteraard niet wat ik wil zijn, maar van tijd tot tijd ben ik ook een beetje jaloers op die schaamteloosheid.
Ik ontzeg mezelf namelijk soms dingen omdat ik nog altijd bang lijk te zijn voor wat anderen van me zullen vinden.
En dat is niet goed.
Ik betrap mezelf er regelmatig op ook een foto te willen nemen van een vrouw met een teil wasgoed op haar hoofd, maar ik maak die vervolgens niet, omdat ik niet wil dat de bevolking mij als een toerist gaat zien. Wat de grootste onzin is natuurlijk, want ik ben een toerist en ik blijf een toerist en bovendien vinden die mensen het vaak hartstikke leuk als er een foto van ze wordt genomen. Als je het maar netjes vraagt.
Ook rijd ik weleens een duur hotel voorbij, omdat ik niet wil dat de lokale bevolking, die voor dat hotel staat te bedelen, ziet dat ik in werkelijkheid heel rijk ben.
En ook dat slaat nergens op.
De lokale bevolking interesseert zich niet in het minst voor wie ik werkelijk ben. En ik laat op die manier een mooie kans op een goede nachtrust liggen.
Figurant of hoofdrolspeler
Aan de ene kant wil ik dus kennelijk dat iedereen me ziet en wil ik altijd in het middelpunt van de belangstelling staan, want anders ga je niet midden in Afrika op een fiets zitten.
Aan de andere kant wil ik die hoofdrol helemaal niet en wil ik als een figurant onopgemerkt deel uit blijven maken van de menigte, zodat niemand ziet wat ik feitelijk ben: een rijke blanke toerist.
En dat gaat natuurlijk niet samen.
Je kunt niet onopvallend opgaan in de lokale bevolking en tegelijkertijd alle aandacht naar je toe trekken door in het middelpunt te gaan staan.
Je kunt niet tegelijkertijd figurant zijn en de hoofdrol spelen.
Toch moet er een balans mogelijk zijn. Een middenweg tussen asociaal egoïsme en vriendelijke bescheidenheid. Er moet een vorm van asociale vriendelijkheid bestaan en ook een vorm van bescheiden egoïsme.
Die balans moet er zijn en die balans moet ik ooit zien te vinden.
Ik ben hard naar die balans op zoek en soms lijk ik hem ook voor heel even gevonden te hebben.
Voor heel even maar.
En dat is al heel wat.
Ik ben dus goed op weg.
Maar ik heb nog een lange weg te gaan.
Ik doe mijn best.
Maar ik moet echt nog heel veel leren.
Volgende: Van Segera naar Mbwewe – De muzungu
Vorige: Nairobi – Ideale pitstop
Of begin hier gewoon bij het begin van mijn boek ‘Figurant in de Hoofdrol’
0 reacties