Van Mellec naar Aydıncık – Zeven kleuren
Maandag 30 december. Turkije.
Ik rijd op een vlakte en ik zie in de verte de volgende berghelling al liggen. De helling is helemaal groen van de bomen, alleen in het midden loopt één dunne verticale witte streep, loodrecht op de weg waar ik nu op rijd.
Ik moet om mezelf lachen omdat ik even dacht dat die witte streep de weg zou zijn. Maar dat kan natuurlijk helemaal niet. Ik heb aardig wat steile wegen meegemaakt, maar zo steil als deze, dat is onmogelijk. Geen auto die daar tegenop zou kunnen komen.
Maar hoe dichter de helling nadert, hoe duidelijker het wordt dat die witte streep wel degelijk de weg is waar ik overheen moet om aan de andere kant van de berg uit te komen. Ik zie dat ook de Turken zich inmiddels hebben gerealiseerd dat deze weg wat al te gortig is, want ze zijn druk bezig met het bouwen van een tunnel. Maar die tunnel is nog lang niet af. Ik kijk nog even om me heen. Een andere mogelijkheid is er niet. Ik moet die onmogelijk steile weg over. Ik vraag me serieus af of dat wel zal lukken, maar veel keus heb ik niet.
Slakkengang
Als ik bij de voet van de helling kom, schakel ik meteen naar mijn allerlichtste versnelling. Ik kom omhoog, maar vraag niet hoe, en vooral niet in welk tempo. In een slakkengang worstel ik me naar boven en bij elke pedaaltrap hoop ik vurig dat ik mijn ketting niet in tweeën zal trappen.
De weg is niet alleen zo steil dat ik bijna achterover val, maar ook nog eens belachelijk smal. En er is geen vangrail.
Ik moet dus al oppassen dat ik niet uit mezelf het ravijn in slinger en ik durf er niet aan te denken wat er met me zal gebeuren als ik van mijn sokken word gereden door die achterlijk naar beneden scheurende personenauto’s.
Ook vraag ik me af welk horrorscenario zich zou ontspinnen als er van twee kanten een vrachtwagen aan zou komen.
Zeven kleuren
Heel lang hoef ik me dat niet af te vragen, want niet veel later hoor ik achter me een vrachtwagen met een enorm kabaal de berg op brommen, terwijl ik er voor me een van de berg af zie komen zeilen.
Hard toeterend passeren ze me allebei op exact hetzelfde moment. Geen seconde minderen ze hun snelheid en ik kan geen kant op.
Ik voel een van hen rakelings langs me heen scheren, terwijl de diepte van het ravijn aan de andere kant op een paar centimeter naast me ligt. Ik stoot tegelijkertijd zowel een weesgegroetje als een welgemeend ‘godverdomme’ uit en ik doe het in minimaal zeven kleuren in mijn broek, maar wonder boven wonder slinger ik nog altijd ongedeerd voort.
Ik ben blij dat ik nog leef en dat ik de laatste kilometer van die belachelijke helling op mijn dooie gemak nog tergend traag kan afleggen.
Volgende: Van Aydıncık naar Taşucu – Popmuziek
Vorige: Van Side naar Yesilöz – Koreaans gezelschap
Of begin hier gewoon bij het begin van mijn boek ‘Figurant in de Hoofdrol’
0 reacties