Van Marsabit naar Laisamis – Rode gestaltes
Maandag 11 augustus. Kenia.
In het noorden van Kenia ligt geen asfalt.
Al stuiterend hobbel ik er over een abominabel zandpad van de ene steen naar de andere kei.
Een lekke voorband kwam dan ook niet als een al te grote verrassing.
Routinematig verving ik mijn kapotte band door een van mijn reservebanden.
Nu had ik ook wel gezien dat mijn buitenband vrij slecht aan het worden was, maar echt nodig om die te vervangen vond ik het niet. Het is immers niet ver meer naar Nairobi en ik ging ervan uit dat ik die stad nog wel zou kunnen halen. In Nairobi ben ik van plan een fietsenmaker te zoeken die mijn fiets een grote beurt kan geven, waarbij hij dan ook meteen mijn buitenbanden mag vervangen.
Rode gestaltes
Toen mijn band niet heel veel later voor de tweede keer leeg stond, had ik van dat idee af moeten stappen en had ik alsnog mijn buitenband moeten verwisselen.
Maar daar had ik geen zin in.
Bovendien was het al aan de late kant en ik heb dus alleen die lekke binnenband vervangen door de laatste reserveband die nog intact was.
Op het moment van mijn derde lekke band is het al half zes. Om zes uur is het hier donker en omdat dit stukje van Noord-Kenia bekend staat als extreem onveilig, is dit dus niet bepaald de plek om in het donker door te blijven rijden. En al helemaal niet om ’s nachts in een tent te blijven slapen.
Ik moet daarbij wel toegeven dat ik van al die onveiligheid nog niet veel heb gemerkt. Ik weet dus niet hoe onveilig het hier werkelijk is, maar wat me wel is opgevallen, is dat ik regelmatig vanuit de verte word gadegeslagen door lange, kaarsrecht en doodstil in het weidse landschap staande gestaltes in felrode gewaden.
Of ze daadwerkelijk iets met me van plan zijn weet ik niet, maar ze doen me denken aan roofdieren die rustig wachten tot hun prooi is uitgeraasd en dan toeslaan zodra de gelegenheid zich voordoet.
Of dat echt zo is, of dat ik me iets in mijn hoofd haal is de vraag. Maar in ieder geval weten ze wel dat ik hier ben en omdat ik er weinig trek in heb vannacht uit mijn tentje gesleept te worden, wil ik nog per se, het liefst voordat het helemaal donker is, in het volgende stadje zien te komen, zo’n 10 kilometer verderop.
Geperforeerde banden
Ik probeer nog snel mijn band te plakken, maar daar is het te laat voor. Daar zitten zoveel gaatjes in dat die wel door een perforator lijkt te zijn gehaald. Het vinden en dan ook nog plakken van al die gaatjes zou me zeker een paar uur gaan kosten, dus fiets ik maar door op die lekke band. Wat ook geen pretje is, want om de paar minuten moet ik afstappen om mijn band weer op te pompen.
En ik kan je verzekeren, dan duurt 10 kilometer nog heel lang.
De rode gestaltes in het landschap lijken dichter- en dichterbij te komen en als ik met het vallen van de duisternis het stadje Laisamis binnenhobbel, ben ik dan ook meer dan opgelucht.
Zonder echt te hoeven zoeken vind ik daar een hok met een bed. Ik neem een koude douche, eet wat in een barretje en ga daarna terug naar mijn kamer, om daar tot midden in de nacht banden te gaan zitten plakken.
Gaatjesfestijn
Ook al mijn reservebanden blijken lekker dan lek en met de belabberde bandenplakkers en de nog belabberder solutie, die ik ergens in Burkina Faso op de kop heb getikt, is het bijna geen doen om al die gaatjes te dichten. Steeds als ik denk dat ik klaar ben, blijkt een van de eerder geplakte plakkers weer losgelaten te hebben, of vind ik toch nog ergens een minuscuul gaatje dat ik eerder over het hoofd heb gezien.
Pas om een uur of een lijkt het erop dat er één band tussen zit die ik dusdanig heb opgekalefaterd, dat hij vol genoeg blijft om de volgende dag op door te kunnen fietsen. Op hoop van zegen gooi ik die dus maar om mijn voorwiel.
En ik besluit mijn buitenband toch maar te vervangen.
Beter laat dan nooit zal ik maar zeggen.
Volgende: Isiolo – Ziek
Vorige: Van Sololo naar Bubisa – Gespierde bedelaars
Of begin hier gewoon bij het begin van mijn boek ‘Figurant in de Hoofdrol’
0 reacties