De Aanloop naar een fietsreis – Losse eindjes
De Aanloop deel 2 – Juli 2013
Het is juli 2013 en het leven dat ik niet voor ogen had staat op het punt ten einde te komen.
Marloes was de eerste die andere plannen kreeg. Vlak nadat we drie jaar geleden uit elkaar zijn gegaan, is ze naar een klooster in Japan vertrokken om daar onder te duiken in de wereld van het zenboeddhisme. En dat is ook precies wat ze op dat moment moest doen.
Ik vond het erg dat ze weg was, maar ik was ook trots op haar en ik kon toch moeilijk ontkennen dat een wereld van mediteren en theeceremoniën, van koans en chanten, op dat moment beter bij haar paste dan een leven met mij.
Nieuwe tijden
Maar ook voor mij was de tijd voor een ander leven aangebroken en ongeveer op hetzelfde moment begonnen zich in mijn achterhoofd langzaam nieuwe plannetjes te vormen. Inmiddels zijn die plannetjes plannen geworden en zitten ze al lang niet meer in mijn achterhoofd, maar zijn ze stukje bij beetje een steeds prominentere plaats gaan innemen in mijn dagelijkse denkpatroon.
Vorig jaar heb ik definitief besloten dat ik op de fiets naar Afrika zou stappen. Ik moest de wijde wereld weer in en ik kon daar niet veel langer meer mee wachten, ondanks de onopgeloste losse eindjes die me, als ik niet op zou passen, een goed excuus zouden geven om te blijven zitten waar ik zit
Losse eindjes
Een van de losse eindjes die ik graag opgelost had gezien was ons huwelijk. Officieel waren we nog getrouwd, terwijl Marloes nog lang en breed in Japan zat. Een ander was dat het steeds minder goed ging met de gezondheid van mijn moeder, die het ook nog eens echt afschuwelijk vond dat ik ervoor heb gekozen het ruime sop weer op te zoeken.
Dergelijke zaken zouden het er niet makkelijker op maken me helemaal los te trekken uit de Nederlandse klei, maar goed, het moest maar zo. Ik kon niet wachten tot Marloes terug zou komen. Die kon nog wel jaren wegblijven. En ook mijn moeder zou nog best eens jarenlang door kunnen gaan met voortkwakkelen. Ze hield het al jarenlang op die manier vol, dus waarom zou ze daar nu ineens mee stoppen?
Maar merkwaardig genoeg loste alles wat onopgelost was zichzelf vanaf het begin van dit jaar in een rap tempo op.
Gescheiden
In februari heeft Marloes het kloosterleven nogal plotseling (of beter: voor mij nogal plotseling) vaarwelgezegd. Ze is teruggekomen naar Nederland en we zijn meteen begonnen met regelen. Een bezoek aan een advocaat. Het opstellen van een convenant. Een bak geld betalen voor wat formaliteiten. Een routine-uitspraak van een rechter. En op 12 juni was de scheiding een feit. Een echtscheiding blijkt verrassend eenvoudig te zijn.
Toch had ik het er verrassend moeilijk mee. Het viel me zwaar haar na al die tijd weer te zien en ik begon te twijfelen. Te twijfelen of ik haar niet terug wilde. Of we het niet toch nog een keer moesten proberen. Ik hield nog van haar, natuurlijk hield ik nog van haar, en dat maakte het lastig om in te zien dat samenleven niet meer zou gaan. Dat de situatie niet meer om te keren was, hoe graag ik dat ook zou willen.
Ik had het er moeilijk mee, maar ik snapte ook wel dat het goed was zo. Beter in ieder geval. Samenleven zou nooit meer gaan en zou ook nooit meer gaan gebeuren. De Wij die we al die tijd geweest zijn, die Wij kunnen we nooit meer worden. Dat moet ik accepteren en dat doe ik dan ook maar.
Ik heb er vrede mee dat het is gelopen zoals het is gelopen en ik begrijp dat het beter is dat het niet goed is gelopen. Toch is de smaak die achterblijft wrang. Het is nou eenmaal bitter dat degene die ooit mijn grote liefde was definitief is gedegradeerd tot niet meer dan een mooie herinnering. Een voetnoot bij mijn leven, dat is alles wat ze na al die moeite is geworden.
En ze had meer verdiend dan dat.
Wees
En dan mijn moedertje. Mijn lieve, oude moedertje. Liever noem ik haar geen los eindje, dat is wat respectloos, maar in de praktijk was dat wel wat ze geworden was.
Al jaren sukkelde ze met haar gezondheid, maar toen ze in mei van dit jaar voor de zoveelste keer thuiskwam uit het ziekenhuis, was het anders dan anders. Het ging slechter dan ooit en ze deed wat ze haar hele leven nog nooit had gedaan. Ze gaf het op.
Ze gaf het gewoon zomaar op.
Jaar in jaar uit heeft ze voor iedereen gezorgd. En nu was ze uitgezorgd. Ze was klaar en dat wist ze. Ze wist dat ze snel dood zou gaan.
En ze ging ook snel dood.
Twee weken heeft ze het nog volgehouden. Twee weken heeft ze zich nog thuis door ons laten verzorgen. De twee langste en zwaarste weken van mijn leven. En de twee mooiste.
Als een soort defilé met steeds dezelfde mensen verschenen we om beurten in haar huiskamer, haar kinderen en kleinkinderen. Geweldig vond ze dat. De rijkste vrouw op aarde noemde ze zichzelf en het is ongelofelijk dat iemand zo dankbaar kan zijn, alleen maar omdat wij twee weken lang voor haar deden wat zij haar hele leven voor ons heeft gedaan.
Welletjes
Toen die twee weken voorbij waren vond ze het welletjes geweest. Na die twee weken wilde ze ermee stoppen. Ze wilde dood en het enige wat daarvoor nodig was, het enige wat ze daarvoor vroeg, was een beetje hulp van een huisarts. Die moest haar een spuitje geven, dat ervoor zou zorgen dat ze in zou slapen en niet meer wakker zou worden. Palliatieve sedatie heet dat.
Maar de artsen wilden haar niet helpen. Tot twee keer toe wilden ze geen palliatieve sedatie toepassen, omdat ze vonden dat het nog te goed met haar ging. De artsen weigerden haar dood te maken, hoe graag ze dat ook wilde.
Kennelijk vinden ook dokters de dood heel eng.
Maar mijn moeders wil is wet. Zelfs als ze op sterven na dood is. Als mijn moeder iets in haar hoofd heeft, dan gebeurt het ook. Dus als mijn moeder dood wil, dan gaat ze dood. Met of zonder hulp.
Op de dag dat de huisarts haar voor de tweede keer te gezond had verklaard om te sterven, was het mijn beurt om bij haar te blijven slapen. Bij mijn broer was ik die avond de finale van de Champions League gaan kijken en hoewel ze me die middag op het hart gedrukt had op tijd bij haar terug te zijn, was ik toch wat later dan gehoopt. Het was bijna middernacht toen ik thuiskwam en ze lag al te slapen.
Maar net op het moment dat ik in mijn provisorische bed naast haar op de grond wilde gaan liggen, werd ze wakker. Klaarwakker. Ze was erg in de war geweest de laatste dagen, maar nu was ze midden in de nacht op een bijna enge manier kristalhelder. ‘
We hebben het altijd goed gehad samen, hè?
We hebben het altijd goed gehad samen, hè?’ vroeg ze me, om zich ervan te verzekeren dat zij niet de enige van ons tweeën was die dat vond. ‘We hebben het heel goed gehad’, antwoordde ik naar eer en geweten. Ze wilde per se dat ik nog iets uit een la zou pakken, maar toen ik niet meteen begreep wat ze bedoelde, liet ze dat voor wat het was. Ze had wel wat belangrijkers te doen dan zich druk maken om een of ander papiertje.
Ze ging weer liggen en realiseerde zich op dat moment vol afschuw dat ze nog moest plassen. En als ze nog twijfelde, als ze op dat moment nog niet zeker had geweten of ze wel dood wilde, dan was dit toch echt de druppel. Want als het eenmaal zover is gekomen dat je jongste zoon je moet helpen met het ophalen van je onderbroek, dan is het hoog tijd ermee op te houden. Dan is de emmer echt overgelopen.
Ik kreeg nog een van haar uiterst zeldzame omhelzingen en daarna is ze, met haar pufapparaatje nog in haar hand, in slaap gevallen. Voor de allerlaatste keer.
Moeder dood. Huwelijk over. Niet leuk. Wel praktisch. De weg was geëffend om probleemloos op reis te gaan.
Dakloos
Dat ik geen huis meer had was op dat moment alleen wat minder praktisch.
Ergens in mei heb ik ons knusse huisje in het mooie Arnhem verlaten en is Marloes er weer ingetrokken. Ik heb wat kleding en een paar boeken in mijn rugzak gestopt, heb onze poes Miwi met de rest van de spullen bij haar achtergelaten en de maanden tot mijn vertrek heb ik een zwervend bestaan geleid.
Slapen deed ik afwisselend bij mijn zus in Hilversum en bij vakantievierende vrienden en alsof dat allemaal nog niet rommelig genoeg was moest ik, tussen alle scheidingsperikelen, uitvaartperikelen en het zwerven van de ene slaapplek naar de andere door, ook nog gewoon iedere dag naar Utrecht op en neer om aan mijn verplichtingen als semi-ambtenaar te voldoen.
Werkloos
Ook daar moest uiteraard een einde aan komen, maar dat was vrij eenvoudig te regelen. Om daar een einde aan te maken, om nooit van mijn leven meer te hoeven werken, hoefde ik maar één briefje te schrijven, een briefje waarin ik zo vriendelijk mogelijk heb uitgelegd dat ik na 1 juli niet meer terug zou komen.
Zo simpel is het dus. Zo makkelijk kun je dus in één klap af zijn van alles wat je op je plek houdt. In een tijdsbestek van een maand was ik gescheiden, dakloos, werkloos en wees. Als donderslag bij heldere hemel waren al mijn verantwoordelijkheden weggevallen en alle schepen achter me verbrand.
Nou ja, alle schepen, er is natuurlijk meer. Er is familie. Maar mijn familie redt zich ook wel zonder mij. En er zijn vrienden. Maar vrienden kun je zomaar achterlaten. Want dat zijn vrienden. Of ze zijn het niet, en dat is bijna hetzelfde.
De hectiek
Door al die randverschijnselen zou ik bijna vergeten dat ik ook nog echt op reis moest en dat ik binnen afzienbare tijd toch echt moest vertrekken. En dat vertrekken, dat gaat nou ook weer niet helemaal vanzelf. Tussen neus en lippen door was er nog behoorlijk wat dat geregeld diende te worden. Een visum hier. Een treinkaartje of een inenting daar.
Ik moest spullen kopen, routes plannen, vrienden bezoeken, familie bezoeken, abonnementen opzeggen, adreswijzigingen doorgeven, bankzaken regelen, nog meer vrienden bezoeken en mijn fiets reisklaar laten maken.
Kortom. Hectisch dus. Zo kan ik de laatste weken en maanden voor mijn vertrek rustig omschrijven. En hectisch is dan nog zacht uitgedrukt. Eén grote chaos is het geweest.
Maar nu is het moment aangebroken dat alle rookwolken als sneeuw voor de zon zijn verdwenen. Dat ik de zon weer zie schijnen en dat alle chaos achter de rug is. De hectiek is in één klap weg, lijkt zelfs nooit te hebben bestaan, en de rust is daar. Zomaar ineens is de rust daar.
Nadat maandenlang alles en iedereen in mijn oren heeft staan schreeuwen, is daar nu die allesoverheersende stilte.
Geen verplichtingen meer. Geen verantwoordelijkheden. Geen gedoe.
De vrijheid kan beginnen.
Het leven kan beginnen.
Vrijheid
Het is 18 juli 2013. Vroeg in de avond. En daar staat ’ie dan. Midden in de kamer. Volgepakt met spullen. Mijn fiets. Mijn reisgenoot en enige vriend voor de komende anderhalf jaar. Alles is klaar voor vertrek vanuit mijn oude huis in Arnhem.
Marloes heeft nog wat te eten voor me gemaakt. Een gierstsalade. Als mijn bord leeg is kus ik haar gedag. Ik neem de lift naar beneden, duw mijn fiets door de buitendeur de flat uit, stap op en rijd naar het station.
De vrijheid tegemoet.
Het leven tegemoet.
Volgende: Van Honningsvåg naar Skarsvåg – De Noordkaap
Vorige: De aanloop naar een fietsreis – Deel 1 – Een huwelijk
Of begin hier gewoon bij het begin van mijn boek ‘Figurant in de Hoofdrol’
0 reacties